De prestatie van dosering door (gravimetrische) feeders is afhankelijk van verschillende omgevingsfactoren. Naast zaken zoals producteigenschappen, kunnen omgevingsfactoren de dosering beïnvloeden en tot storingen leiden. De belangrijkste zetten wij voor u op een rij.
Zeven omgevingsfactoren die van invloed kunnen zijn op dosering
1. Valhoogte tijdens het navullen
Advies : maximaal 0,5 tot 1 mtr valhoogte (afhankelijk van feedergrootte)
- Tijdens het vallen vanuit de navulhopper ondervindt het product een versnelling. Hoe langer de navulafstand des te groter de versnelling. Daarmee neemt ook de valkracht toe. Een hogere valkracht op de feeder betekent dat de loadcell meer tijd nodig heeft om weer te stabiliseren.
- Tijdens de val vanuit de navulhopper naar de feeder, stuwt het product lucht vooruit naar de feeder. Tegelijkertijd moet er lucht ontsnappen uit de feeder omdat er vers product inkomt. Hoe langer de navulafstand is, des te groter is de luchtstuwing. Daarmee neemt ook de te ontsnappen luchthoeveelheid overmatig toe. Lucht kan onvoldoende ontsnappen door het luchtfilter en zoekt een andere weg. Dit leidt tot doorschieten van het product uit de feeder-uitloop.
2. Uitdraging uit navulhopper
Advies : vermijd beluchting van het product
- Het doel van beluchting is om een product zo vloeiend te maken dat het vervolgens vanzelf uit de navulhopper stroomt. Het dan vloeiende product kan zich echter als water gedragen en resulteren in het doorschieten van het product uit de feeder-uitloop.
3. Opstelling
Voorwaarde : volledig horizontaal
- Een niet horizontale opstelling leidt tot onjuiste belasting van de loadcell. Dit komt omdat alleen de verticale afgeleide kracht van de totale massa wordt gemeten.
4. Trilling bij dosering
Voorwaarde : vermijd trillingen kleiner dan 30 Hz en/of groter dan 0,1 G
- Trillingen kleiner dan 30 Hz of groter dan 0,1 G vertroebelen het weegsignaal met onjuiste meting tot gevolg. Bij doseertoepassingen onder de 1 kg/uur wordt een massablok geplaatst onder het weegplatform. Het weegplatform wordt met speciale dempers op het massablok geplaatst en het massablok wordt met dempers op de ondersteuning geplaatst. Op deze wijze kan het massablok omgevingstrillingen goed absorberen.
5. Wind of tocht
Voorwaarde : vermijd luchtstroming groter dan 0,3 m/s (met name bij doseertoepassingen onder de 1 kg/uur)
- Stroming van de omgevingslucht duwt en trekt aan de feeder. De verticale afgeleide kracht hiervan resulteert in een kracht op het weegplatform. Daardoor ontstaat onjuiste meting. Bij hogere feedrates is dit vrijwel te verwaarlozen. Naarmate de feedrate lager is, loopt de relatieve meetfout hiervan omhoog. Met name bij doseertoepassingen onder de 1 kg/uur speelt dit een significante rol
6. Druk
voorwaarde : vermijd drukverschillen groter dan 2 mbar (20mm waterkolom)
- Zoals we schreven in de blog over flexibels: processen met een over- of onderdruk groter dan 2 millibar (mbar) maken een flexibel star en inflexibel. Dat ondermijnt de nauwkeurigheid bij dosering.
7. Temperatuur en luchtvochtigheid
Voorwaarden :
- voor de omgeving waar de loadcell wordt geplaatst, geldt een minimum temperatuur van -10 °C en max +60°C
- voor de omgeving waar de besturing wordt geplaatst, geldt een minimum temperatuur van 0 °C en max +45°C
- In het algemeen geldt een luchtvochtigheid van max 90%
De hierboven genoemde limieten gelden voor de elektrische delen en zijn de grenzen waaronder deze delen correct functioneren.
Meer informatie en advies
Voor vrijwel alle doseertoepassingen heeft Brabender Technologie een passende oplossing.
SPS | Solids Process Solutions adviseert graag in het bepalen van het juiste feedertype op basis van het product dat u wilt doseren en de omgevingsfactoren.
t: +31 (0) 33 453 23 22
e: rob@spssolutions.nl